15-05-2010

Drie jaar BSG 1


Succesperiode

Pas drie jaar geleden verliet BSG 1 definitief (?) de tweede klasse in de KNSB-competitie. Het doel voor het seizoen 2007-2008 was duidelijk: niet weer degraderen. Het werd het beste seizoen ooit, waarin BSG, dat in de jaren voor de degradatie naar de tweede klasse hooguit een middenmoter was, alle wedstrijden won en overtuigend promoveerde naar de meesterklasse. Binnen een jaar was BSG twee klasses omhoog gegaan! Vervolgens werd BSG echter hardhandig uit de meesterklasse gesmeten. Afgelopen jaar moesten we weer uithuilen en opnieuw beginnen. De uiteindelijke tweede plaats was niet super, maar het is duidelijk dat BSG 1 nu echt in de eerste klasse hoort.

Deze drie jaren zijn de jaren van het nieuwe BSG, met veel "jonge" spelers erin. Was BSG 1 vroeger een perfecte afspiegeling van de club, met veel ouwe sokken erin; de laatste jaren is dat beeld drastisch omgeslagen. Een zorgwekkend detail is dat de jonge honden dezelfde kant opgaan als de BSG 1-spelers in de tijd dat het team nog gesponsord werd: bijna niemand speelt meer in de interne competitie! Ik hoor Slisser in m'n gedachten alweer slissen...

Door de combinatie van enkele betaalde krachten en jeugdspelers is BSG een gevaarlijke outsider in de eerste klasse. In twee seizoenen tijd werden 30 van de maximaal 36 matchpunten binnengesleept, daar konden we vroeger slechts van dromen. De seizoenen luidden een nieuw tijdperk in, met nieuwe spelers, zoals Large en Frans Borm, terwijl we aan de andere kant Emiglio en Hans Ree vertrokken. Verder zagen we Coen door de mand vallen.

Analyse
Zelf vond ik het interessant om de individuele scores te analyseren. Wie heeft er over al die drie jaar de meeste punten gepakt en wie heeft de hoogste TPR behaald? In de drie jaren heeft BSG in totaal 19 spelers opgesteld, waarvan vijf eenmalige invallers. Deze wil ik buiten beschouwing laten.

Hoogstebordklassement
Dit klassement wordt aangevoerd door Berelowitsch, die gemiddeld aan bord 1,6 zat. Hans Ree zat gemiddeld aan bord 2 en Leon Pliester zat in alle drie de seizoenen dat hij meespeelde gemiddeld aan bord 2,3. Het laagstebordklassement is een spannende aangelegenheid met drie aan elkaar gewaagde opponenten: Coen (8,5), Ptr (8,2) en ondergetekende (8,1). 

Meestepuntenklassement
Slechts vier spelers speelden alle 27 partijen: Ton van der Heijden, Leon Pliester, Large en FM Henk. Hier zit dan ook de topscorer tussen: dat is Ton met 18½ punt! Het hoogste percentage is voor Berelowitsch, hij scoorde 5½ uit 7, ofwel 79 procent. Maar hij is dan ook grootmeester. Ton blijft met zijn 69 procent niet ver achter, zeker niet omdat hij wel in de meesterklasse heeft gespeeld. Eervolle vermeldingen zijn er nog voor Large, Ewood en Leon, die 15½, 15 en 14½ punt scoorden.

Hoogste-TPR-klassement
Wanneer we de kwaliteit van de tegenstanders gaan meewegen, komen we bij de TPR's uit. De hoogste TPR werd behaald door Berelowitsch, die volgens mijn berekeningen een TPR behaalde van 2452. Goed, maar gezien zijn rating (rond de 2550) niet briljant. Het duel om de tweede plaats is spannend: Ton, die veel punten scoorde tegen wat zwakkere tegenstanders, staat tweede met 2367, vlak voor Leon Pliester (2351), Large (2333) en Ewood (2327). Onze "vaste invaller" Frans Borm scoorde nog net boven de 2300, waarmee hij het nog beter deed dan Hans Ree, die een TPR van 2290 behaalde.
De laagste TPR's werden behaald door Coen (2001), Ptr (2034) en Le (2097). Ben ik de enige die het opmerkelijk vindt dat Coen een TPR heeft van meer dan 2000?

Spelerkarakteristieken
Een belangrijk aspect van de spelers zijn de omstandigheden waarbinnen zij tot hun recht komen. Ik heb twee variabelen behandeld:

- Kleur
- Rating van de tegenstander

Dit zijn de normale variabelen om rekening mee te houden in een teamwedstrijd. De kleur staat natuurlijk al vast, de speelsterkte van de tegenstander niet, al mag je aannemen dat-ie daalt naarmate je op een lager bord komt.

Kleur
Niet iedereen blijkt even goed met een bepaalde kleur te kunnen spelen. In de afgelopen drie jaar hebben zich al substantixc3xable afwijkingen voorgedaan. Zo heeft Lenaard een kleursaldo van -6 (!), terwijl Coen een kleursaldo heeft van +3. Voor het resultaat blijkt dat geregeld wat uit te maken. Topscorer Ton scoort met wit 73 procent en met zwart 64 procent. Large scoort met zwart bijna hetzelfde (61%), maar blijft met wit achter (54%). Ewood behaalt een vergelijkbare score: 62 procent met zwart en 58 procent met wit. Grootmeester Berelowitsch scoort met wit 88 procent en met zwart 67 procent. Op de hoge borden wordt het verschil dus vooral met wit gemaakt.

Grote verschillen tussen wit- en zwartscore zijn er onderin. Zelf scoor ik met wit nog 63 procent, met zwart kom ik niet verder dan 27. Frans Borm heeft eenzelfde euvel, al zijn zijn percentages hoger: 80 om 50. Lenaard scoort 44 procent met wit en 29 met zwart, Coen scoort 32 procent met wit en een magere 18 procent met zwart. Gelukkig, het kan altijd erger.

Een aantal spelers scoort om de een of andere reden beter met zwart. Het opmerkelijkst is dat bij VR, die in zijn meesterklassejaartje één keer tot een puntdeling kwam met wit kwam en drie keer met zwart. Opmerkelijk genoeg scoort FM Henk ook beter met zwart: 39 om 50 procent.

Rating van de tegenstander
Een leuk onderwerp is dit. Wie heeft zich ooit de vraag gesteld: "Ben ik een reuzendoder of een kneuzenprakker?" Ik heb geprobeerd dit uit te zoeken door een simpele lineaire regressie tussen score en rating van de tegenstander. De richtingscoëfficiënten waren altijd (behalve bij Berelowitsch) negatief, wat betekent dat de score afneemt naarmate de tegenstanders sterker zijn. Klinkt logisch. De helling van deze lijn zegt iets over hoe snel de score afneemt naarmate de tegenstand groter wordt. Ik heb het vergeleken met de regressielijn van de verwachte scores per tegenstander. Wanneer de regressielijn van de scores sneller daalt dan de regressielijn van de verwachte scores, is de speler een kneuzenprakker en anders een reuzendoder.


De regressielijnen waarin de verwachte score is uitgezet tegen de rating van de tegenstander. Door het lineaire karakter van de lijnen, zullen ze ergens groter zijn dan één en ergens kleiner zijn dan nul. Helaas komt dit al geregeld voor op ons domein, ratings tussen de 2000 en 2500.


Een robuuster model is het model waarbij de verwachte scores de vorm hebben van 1/(1+10^(-ratingverschil/ Ci)). Hier heb ik de Ci aangepast voor elke speler i. Hoe steiler de lijn uit het vorige plaatje loopt, hoe kleiner Ci wordt, waardoor de lijn steiler gaat lopen.

De Ci-waarde is voor elke speler anders. In de ratingmodellen is-ie standaard 400, maar wanneer we uitgaan dat iedere speler een individuele Ci-waarde heeft, komen we tot grote verschillen in deze waardes:

Berelowitsch -252 (Buiten beschouwing gelaten)
Ewood 214 (Duidelijke kneuzenprakker)
Leon 370 (Kneuzenprakker)
Ton 437 (Reuzendoder)
Large 514 (Duidelijke reuzendoder)
Hans Ree 1533 (Niveau van de tegenstander maakt nauwelijks uit)

Natuurlijk zijn deze waardes niet volledig betrouwbaar, maar er zit wel een kern van waarheid in: Hans Ree speelde tegen bijna iedereen remise, Large kan grootmeesters pletten, terwijl Ewood daar juist vaak van verliest. Ewood en Leon hadden een slecht meesterklassejaar, wat de zaak wel enigszins vertekent.

Ondanks mijn remises in de meesterklasse, is mijn Ci maar 343, ofwel: ook ik ben een kneuzenprakker. "Onderin" zijn Le en Ptr duidelijk kneuzenprakkers (Ci's van 239 en 225), terwijl Coen een Ci heeft van 440.

Kortom: de kneuzenprakkers moeten op een laag bord, de reuzendoders op een hoog bord. In een volgend verhaal zal ik rekenvoorbeelden geven waarmee ik hoop aan te tonen dat een juiste opstelling het een en ander kan schelen in het uiteindelijke teamresultaat. Voor wat het waard is...

Gerelateerde artikelen:
Ledz pardy!; 18-04 2010

6 opmerkingen: